Het hart is een spier ter grootte van uw vuist, die functioneert als een pomp. Het bestaat uit vier compartimenten. De twee bovenste compartimenten worden de boezems (atria) genoemd. De twee onderste de kamers (ventrikels). Verder bevat het hart vier hartkleppen, die ervoor zorgen dat het bloed alleen de goede kant op kan stromen. De kleppen bevinden zich tussen de boezems en de kamers en aan het begin van achtereenvolgens de grote lichaamsslagader (de aorta) en de longslagader (arteria pulmonalis). Zie figuur 1.
Zuurstofarm bloed stroomt door de aders in de rechter boezem, en van daar langs de tricuspidalis-klep naar de rechter kamer. Als de rechter kamer zich samentrekt, sluit deze klep om terugstromen te voorkomen. Tegelijk gaat de pulmonalisklep in de longslagader open, zodat het bloed naar de longen wordt geleid. Hier worden afvalgassen uit het bloed gehaald en ingeruild voor zuurstof. Aan de linkerzijde van het hart gebeurt min of meer hetzelfde. Het door de longen met zuurstof verrijkte bloed komt in de linker boezem het hart binnen, stroomt langs de mitralis-klep naar de linker kamer. Bij het samentrekken van de linker kamer sluit de mitralisklep en opent de aortaklep. Zo pompt het hart het zuurstofrijke bloed via de aorta het lichaam in, om elk orgaan en iedere cel van ons lichaam van zuurstof en voedingsstoffen te voorzien.
Uitgaande van een gemiddelde van 70 slagen per minuut gaan de verschillende kleppen 4.200 keer per uur en 100.800 keer per dag open en dicht. Ze moeten dus sterk en soepel zijn. Gezonde hartkleppen openen zich compleet en sluiten ook weer perfect. Als dit niet het geval is, is er sprake van een hartklepafwijking.
[Figuur 1 De hartkleppen]
Hartklepafwijkingen
Hartklepafwijkingen kunnen aangeboren zijn, maar veroorzaken dikwijls pas op latere leeftijd klachten. Gebreken aan de hartklep kunnen ook een gevolg zijn van ziekten zoals acute gewrichtsreuma, of infecties door bacteriën (endocarditis). Andere oorzaken zijn een infarct of het verouderingsproces. Een aandoening aan twee of meerdere kleppen tegelijk komt ook voor.
Hartkleppen kunnen geleidelijk gaan vernauwen, verslappen, verharden of stug worden. Het gevolg is dat de klep onvoldoende opent (stenose) of sluit (insufficiëntie). Dit belemmert een goede doorstroming van het bloed door het hart. Hierdoor moet de hartspier harder pompen om toch voldoende bloed door het lichaam te laten circuleren. Die zware belasting kan ervoor zorgen dat de hartspier steeds dikker of uitgerekt wordt. Als we tijdig maatregelen nemen, kan de functie van de hartspier nog geheel of gedeeltelijk herstellen. Grijpen we te laat in, dan beschadigt het hartspierweefsel uiteindelijk onherstelbaar en ontstaat hartfalen.
[Figuur 2 Normale en afwijkende hartkleppen]
Diagnose
Problemen als gevolg van een slecht werkende hartklep kunnen geleidelijk ontstaan en soms zelfs onopgemerkt blijven. Zo komt het voor dat een hartklepgebrek bij toeval aan het licht komt bij een keuring. Als er wél klachten ontstaan, dan gaat het meestal om bijvoorbeeld:
- Kortademigheid;
- Onregelmatige hartslag;
- Vermoeidheid;
- Duizeligheid en flauwvallen;
- Opgezette voeten;
- Pijn op de borst.
Aanvullende diagnostiek
Het belangrijkste onderzoek om een afwijking van de hartkleppen te beoordelen is een echo van het hart. Voor een nog duidelijker afbeelding van de hartklep of om de afwijking precies te bekijken, kan het nodig zijn een echo via de slokdarm te maken. Als we besluiten de klep te opereren, moeten we eerst aanvullende onderzoeken doen.
Behandeling
Bij minder ernstige klachten is niet altijd direct een operatie nodig. Soms volstaat een behandeling met medicijnen of een dieet. Wel moet u dan regelmatig naar de cardioloog voor controle. We kunnen tegenwoordig hartkleppen repareren of vervangen. Tijdens een openhartoperatie neemt de hart-longmachine tijdelijk de functie van het hart en de longen over om het bloed van zuurstof te voorzien. Hierdoor kan de chirurg werken met een onbeweeglijk hart.
Er zijn twee behandelingsmogelijkheden. Bij een mitralisklep-operatie kiezen we vaak voor een hartklepplastiek (reparatie). Bij de aortaklep is gewoonlijk een klepvervanging noodzakelijk.
Hartklepplastiek
De chirurg beoordeelt eerst of het mogelijk is uw hartklep te herstellen. Zo'n hartklepplastiek is gebruikelijk bij de mitralisklep en tricuspidalisklep. De chirurg brengt de klep zo goed mogelijk in de oorspronkelijke vorm terug. Hij verwijdert verkalkingen, haalt uitgezakte klepslippen op en zet deze vast met hechtingen. Als er vergroeiingen zijn, maakt de chirurg ze los. En als de weefselring rond de hartklep is uitgerekt, brengt hij deze weer terug tot de normale grootte door een kunststof ring in te hechten. Zie figuur 3.
[Figuur 3 Voorbeelden van kunststof klepringen Carpentier-Edwards Ring (plaatje) St. Jude Ring (plaatje)]
Klepvervanging
Als een klepplastiek niet mogelijk is, kiest de hartchirurg voor een klepvervanging. Hij verwijdert dan de oude klep en vervangt deze door een mechanische of biologische kunstklep / prothese. Dergelijke vervangende kleppen zijn niet gevoelig voor afstotingsreacties.
Biologische stented klep
De biologische stented klep is van dierlijk materiaal. Een voorbeeld van een veel gebruikte stented biologische klep is de Carpentier-Edwards klep. Daarnaast bestaat de Mitroflow klep van de firma Sorin. Deze is gemaakt van het pericard (hartzakje) van een rund, aangebracht op een voorgevormd frame (de stent).
Voordelen:
- Geschikt voor vervanging van zowel de aortaklep als de mitralisklep
- Zeer geringe kans op stolselvorming
- In alle maten verkrijgbaar
- Geen permanent gebruik van bloedverdunnende medicijnen noodzakelijk
- Relatief eenvoudig te implanteren
Nadelen:
- Beperkte levensduur (15 tot 20 jaar);
- Bij kleinere maten verminderde bloeddoorstroming door de klepopening
Biologische stentless klep
Er zijn ook biologische kleppen zonder frame, maar die zijn alleen geschikt voor vervanging van de aortaklep, dus niet voor de mitralisklep.
Mechanische kleppen
Bi-leaflet mechanische klep
Deze klep heeft twee aaneensluitende bladen, elk in de vorm van een halve cirkel. De twee bewegende klepdelen scharnieren vrij. De bladen zijn gemaakt van carbon pyrolite, een uiterst harde koolstofverbinding. Om de klepring zit een hoesje van dacron, dat houvast geeft aan de hechtdraden waarmee de klep wordt vastgemaakt. Het hoesje zorgt er ook voor dat de klepprothese goed vastgroeit. Zie figuur 7.
Figuur 7. St Jude Bi-leaflet klep (plaatje) Sorin Bicarbon mechanische klep (plaatje)
Voordelen:
- Verkrijgbaar in alle maten
- Sterke constructie
- Goede duurzaamheid van de klep en de mechanische onderdelen
Nadelen:
- Meer kans op bloedstollingsproblemen
- Levenslang gebruik van bloedverdunnende medicijnen is noodzakelijk
- Kans op complicaties in de vorm van bloedingen
- Mogelijk hoorbaar tikkend geluid
Problemen met stolselvorming
Als bloed in contact komt met een lichaamsvreemde stof heeft het de neiging te gaan stollen. Bij een geïmplanteerde kunstklep treedt deze reactie op en kunnen zich stolsels op de klep vormen. Dit kan levensbedreigend zijn omdat het de werking van de klepprothese bemoeilijkt. In het ergste geval kunnen de stolsels de klepbladen blokkeren. Ook kunnen er stolselpropjes losraken. Het bloed neemt die dan mee naar plaatsen elders in het lichaam, waar ze een bloedvat kunnen afsluiten. Dit noemen wij een infarct. Het meest beruchte is daarbij het herseninfarct: een beroerte.
Voorkomen van stolsels
We kunnen ongewenste stollingsreacties op twee manieren voorkomen. Ten eerste door kleppen van biologisch materiaal te gebruiken. Ten tweede door antistollingsmedicijnen voor te schrijven.
Het nadeel van deze medicijnen is weer dat het bloed ook niet stolt als dat wel zou moeten. Als u een wondje krijgt, gaat dit maar moeilijk dicht. Met name bij inwendige bloedingen kan dit extra gevaarlijk zijn. Door de medicijnen goed te doseren kunnen we de risico's van zowel stolselvorming als bloedingen sterk beperken. Van belang is ook dat u uw bloed regelmatig laat controleren door de trombosedienst.
Als u een biologische mitralis hartklepprothese hebt gekregen of een klepplastiek met een ring, krijgt u in principe gedurende 3 maanden antistollingsmedicijnen. Uw cardioloog bepaalt uiteindelijk wanneer u hiermee kunt stoppen.
Bij een mechanische klepprothese is levenslang gebruik van antistollingsmedicijn noodzakelijk.